Twee examens
Ze bereiden zich ernstig voor op de Toets der Toetsen, al dan niet ondersteund of voortgesleurd door ouders of bijlesdocent, de kinderen van groep 8 van 2018.
De poort naar een veronderstelde Gouden Toekomst, mits je boven de 545 scoort.
In 1959 hadden wij ook zoiets. Het heette het toelatingsexamen tot de Chr. Hogere Burgerschool met 5-jarige Cursus te Zetten. We waren minstens evengoed voorbereid als de kinderen van nu. Het hele jaar door had ons bevoorrechte groepje vooraan apart gezeten van de klasgenoten die inmiddels een kleine achterstand hadden opgelopen in de ratrace. Onze gids op weg naar het hogere heette ‘Toetsnaald’. Taal, rekenen, aardrijkskunde en geschiedenis, daar ging het om. Er stonden moeilijke vragen in die je moest kunnen beantwoorden om toegelaten te worden tot het Stedelijk Gymnasium van Leeuwarden. Ik wist de antwoorden nooit meteen, maar dat was niet alarmerend, want ik wilde helemaal niet toegelaten worden in Leeuwarden. Hopelijk zouden ze in Zetten menselijker vragen stellen.
Het geschiedenisonderwijs op de lagere school draaide in die tijd voornamelijk om de Tachtigjarige Oorlog. Tjonge, wat duurde die oorlog lang en wat werden er veel martelaren om des geloofswille opgehangen, verbrand, gevierendeeld, onthoofd en verketterd. Ik kende een hele reeks namen uit mijn hoofd ter voorbereiding op het komende examen, te beginnen met Jan de Bakker.
Voor aardrijkskunde had ik van elk willekeurig treintraject in Nederland alle tussenstations uit mijn hoofd geleerd. Voor de zekerheid wist ik ook voor elk station aan welke kant van de trein het perron was, immers in die tijd kon je alle deuren, ook tijdens de rit, zelf openen en ik wilde niet graag op het station Hoogezand-Sappemeer mijn nog jonge leven laten beëindigen door een tegemoetkomende trein. Als bonus kende ik ook het traject tussen Djakarta en Soerabaja op mijn duimpje. Het was 1959 en we waren Indië nog niet zo lang kwijt. Wisten ze dat wel in Zetten?
Van de vragen op het examen herinner ik me niets meer, zo zenuwachtig was ik blijkbaar. Ik werd toegelaten en er ging een diepe zucht door Elst, niet geslaakt door bewoners maar door mijzelf, want ik had dat natuurlijk nooit verwacht. Zelfvertrouwen was nog erg schaars in die tijd.
De jaren verliepen en we kregen goed en behoorlijk modern onderwijs van voor het merendeel uitstekende docenten. Pas vijf jaar later kreeg het begrip examen ons weer in zijn greep. Een paar maanden voor april ’64 werd het ernst. Kom daar nu nog eens om. Elke toets vanaf de vierde klas tot en met klas zes telt mee voor het eindresultaat. Dan hoeven de leerlingen niet zo nerveus aan het examen te beginnen, zo luidt het diepe psychologische inzicht dat aan deze marteling ten grondslag ligt. Er wordt de jeugd van nu veel ontspannen schooltijd onthouden.
Eindexamen doen in 1964 betekende elke dag examen doen. ’s Morgens iets exacts en ’s middags iets taligs. Het was alweer voorbij voor je er erg in had. En na afloop werd ook bekendgemaakt in welke vreemde taal je mondeling moest doen. De keuze viel op Engels, tot opluchting van de docenten Frans en Duits. We hadden in de loop van het jaar enkele boeken in elk van de talen gelezen, voldoende om in de resterende weken niet te verzuipen in het bijlezen. Maar het hield niet over en het was wel pompen. We hadden niet veel aan literatuur gedaan. De nadruk lag op het vertalen van teksten met een academische inslag, over onderwerpen die ver van onze belevingswereld afstonden. Bijvoorbeeld een discussie in verheven taal tussen Hector- who the hell is Hector?, denkt dan de HBS-er- en Andromaché, zijn date. De mondelinge taalvaardigheid moet heel slecht geweest zijn. Gelukkig deed meneer Kwadijk alsof hij mijn Engels begreep.
Dan de uitslag: de hele groep, verzameld voor het bordes, hoorde enkele namen afroepen. De bijbehorende leerlingen wisten dan genoeg en gingen met gebogen hoofden het gebouw in. De rest vierde feest. Ik zal mij niet verliezen in een betoog over de extreme voorzichtigheid waarmee in 2018 slecht nieuws wordt meegedeeld, maar destijds ging het er toch wel wat hard aan toe. De diploma-uitreiking was in het nieuwe houten bijgebouw, een vrij korte plechtigheid, ’s middags, de ongeveer 45 leerlingen van A en B tegelijk. Mijn ouders waren er niet bij, het was te ver en bovendien een gewone werkdag. Thuisgekomen kreeg ik een horloge, maar ik wist al hoe laat het was. Ik heb het horloge tien jaar later weer moeten afstaan bij een roofoverval op klaarlichte dag, toen ik als ontwikkelingswerker in Algiers een poging deed Algerije te redden van de postkoloniale ondergang.
Herinneringen, wat zijn ze waard en hoe waar zijn ze? Ik denk dat ons creatieve brein na vijftig, zestig jaar flarden van herinneringen heeft bewaard en daar op verzoek een mooi lopend verhaal van maakt. Maar als we allemaal individueel onze herinneringen naast elkaar leggen zijn er misschien voldoende overlappingen om een beeld op te bouwen dat niet alleen maar Dichtung is. Daar zijn reünies voor.
Elias Huygen, 1964. © 2018