Het Christelijk Gymnasium van Zetten


Voorwoord en verantwoording.


Zetten is altijd een onderwijsdorp geweest hoor je wel eens zeggen.


Nou ja, niet echt altijd natuurlijk.


Het begon ongeveer 160 jaar geleden met de oprichting van de Christelijke Normaalschool voor meisjes, een opleiding voor onderwijzeressen en de oprichting van het eerste Christelijke Gymnasium van Nederland in 1864.


Ruim 60 jaar later, in 1925, verscheen bij gelegenheid van het twaalfde lustrum het Gedenkboek van het Christelijk Gymnasium te Zetten en Lyceum te Arnhem, 1864-1924.


Dit gedenkboek is een zeer rijke bron van informatie voor wie iets meer wil weten over de geschiedenis van de eerste decennia van het Christelijk gymnasiaal onderwijs in Nederland.


In de onderstaande artikelen is zeer uitvoerig gebruik gemaakt van het beschrevene in het gedenkboek.


In een eerste bijdrage ligt de nadruk op historische, onderwijskundige en materiële ontwikkelingen.


In een volgend artikel is het woord aan de oud-leerlingen. Hun bijdragen aan het gedenkboek omvatten honderden anekdoten, serieuze bespiegelingen en persoonlijke herinneringen en eerste en vooral in bloemrijke taal verwoorde dankbetuigingen aan God de Heer, die Zetten zo zegende. Velen van hen mochten de letters ‘Ds ‘ voor hun naam plaatsen.


Het Zettens gymnasium werd in 1908 opgeheven en werd in zekere zin voortgezet als Christelijk Lyceum van Arnhem.


Het gedenkboek omvat dus ook de periode van 1908 tot 1924, maar dat is voor ons doel verder niet van belang.


In 1909 werd in Zetten nogmaals een gymnasium opgericht. Het was maar een kort leven beschoren en werd na enkele jaren verplaatst naar Zeist waar het verder leefde als Christelijk Lyceum Zeist.


Tenslotte: In het Gedenkboek wordt veel aandacht besteed aan allerlei godsdienstige twisten en kerkelijke ‘oorlogen’ die het klimaat in de kringen van het protestantisme in de 19de eeuw bepaalden. Interessant voor de liefhebber, maar de 21ste-eeuwer begrijpt daar weinig meer van. Er is elders voldoende over geschreven.


Elias Huygen.


Van 1864 tot 1908


Na de Napoleontische tijd was er geen specifiek christelijk voortgezet onderwijs in Nederland. Wel christelijk lager onderwijs, ongesubsidieerd en vrij van staatstoezicht. Op de gemeentelijke gymnasia werd onderwijs aangeboden dat in de ogen van veel orthodoxe christenen niet acceptabel was, want onchristelijk of zelfs anti-christelijk.  In ieder geval ongeschikt als voor-academische opleiding van jonge mannen die predikant wilden worden en die behoudende opvattingen koesterden. In het nabije buitenland was een dergelijke voorziening wel aanwezig. Zo bestonden er in Engeland (Rugby) en Duitsland (Trieglaff, Stuttgart en Gütersloh) al voor 1841 christelijke gymnasia. Er waren wel oproepen om ook in Nederland tot initiatieven te komen. Maar veel daadkracht werd niet getoond. Het bracht Groen van Prinsterer in 1851 tot de opmerking: “Wordt gelijke veerkracht betoond als in 1841 dan zal na 10 jaren, in 1861, de zaak ten derde male worden vermeld”.


Toch kwam het ervan en wel in 1864. Het gebeurde op persoonlijk initiatief van een zeer gedreven predikant  ds F(rederik) van Lingen, Nederlands Hervormd predikant in Zetten en Andelst. Gedreven en geïnspireerd door de geest van het Réveil.


Het onderwijs werd gegeven in een leegstaande grote oude herberg in het centrum. Van Lingen schrijft daarover:………bijna 4000 kannen genever werden daar jaarlijks verkocht. Wij ijsden ervan als wij hoorden wat daarin vroeger geschiedde. De eigenaar, A.J. van Lutterveld heeft door Gods genade het verschrikkelijke van zulk een broodwinning ingezien en na enigen strijd besloten haar vaarwel te zeggen…….


In 1863 hadden zich vier jonge mannen gemeld die een gymnasiumopleiding wilden uitgaande van een Christelijke Instelling, als eerste stap op weg naar een predikantschap. Zij wensten de Oude Talen niet te leren bij ongelovige docenten op een gemeenteschool. Van Lingen begon hen les te geven. Het onderwijs werd niet bekostigd door de Staat en kwam dus voor eigen rekening. Er was echter op dat moment voldoende steun uit de achterban om op 1 maart 1865 de oude herberg te kunnen kopen. Er werd in dat jaar ruim 8700 gulden aan giften en bijdragen ontvangen. De school groeide nu snel. Eind 1865 waren er al 25 leerlingen, die allemaal in het schoolgebouw woonden. Dit Internaat werd geleid door de heer G. van Lingen (naamgenoot, geen familielid), die met zijn gezin intrek nam in de school en ook onderwijs gaf in een paar vakken.


Op 20 januari 1866 slaagde eerste leerling voor het Admissie-examen tot de universiteit van Utrecht. De toestroom van leerlingen was nu zo groot dat in 1867 en 69 belangrijke verbouwingen en uitbreidingen nodig waren.


Belangrijke mijlpaal: op 5 mei 1867 werd bij Koninklijk Besluit de “Vereniging Opleidingsschool (Gymnasium ) te Zetten”  door zijne majesteit koning Willem 3 erkend.


Zorgen waren er in die beginjaren over de losbandigheid en het onchristelijke gedrag van sommige jongens. Er zat nogal eens kaf tussen het koren. Wie verder leest in het gedenkboek ziet dat disciplinaire kwesties een blijvende bron van zorg waren. Van Lingen had zijn leerlingen, discipelen werden ze genoemd, van meet af aan veel vrijheid gegund, maar hij kwam tot het inzicht dat die vrijheid pas genoten kon worden na een krachtige opvoeding. De overgang tot vrijheid moest er dan ook één zijn van geleidelijkheid en opklimming, onder de tucht van de christelijke wet.


Groot was de teleurstelling in april 1870 toen de Regering afwijzend beschikte op het verzoek tot het verkrijgen van het “ius promovendi”. Sinds 1815 hadden de gemeentelijke gymnasia wél het recht hun leerlingen te bevorderen tot de universitaire studie.


Men had in Zetten het gevoel dat de kwaliteit van het gegeven onderwijs veel beter was dan op menig stadsgymnasium en de afwijzing werd als zeer onrechtvaardig ervaren. De periode van 1875 tot 1880 kende vele ups en downs. Ordeproblemen, financiële schade door oneerlijkheid van medewerkers en bevoordeling van de niet-christelijke Latijnsche Scholen boven het enige christelijke gymnasium van het land leidde ertoe dat veel leerlingen de school verlieten om elders op een makkelijker manier aan het diploma te komen. Het werd erg moeilijk het hoofd boven water te houden.


In september 1877 ging ds van Lingen met zijn gezin in het schoolgebouw wonen. Het toezicht en de sfeer werden beter.


Maar de vele taken vielen te zwaar en hij nam in 1880 afscheid als predikant van Zetten en Andelst. De komst van een beta-afdeling krachtens de nieuwe Hoger Onderwijswet zorgde voor veel hoofdbrekens. Meer personeel, meer onderwijsruimte en de aanschaf van apparatuur en instrumenten, maar de middelen ontbraken.


In 1880 werd de VU te Amsterdam opgericht. Van Lingen sympathiseerde aanvankelijk zeer met de Doleantie waar deze universiteit uit voortkwam. Een regeling werd ontworpen volgens welke leerlingen van Zetten zonder gebruikmaking van het Staatsexamen door middel van een gelijkwaardig examen konden worden toegelaten tot de universitaire studie aan de VU.


Zetten werd een soort opleidingsschool voor Amsterdam. Het kostte leerlingen en het bracht een nieuwe toestroom op gang.


In 1882 overleed plotseling de eerste rector van het Zettens gymnasium Dr Lamers. Vanaf het begin was hij aan de school verbonden.


Het bleek onmogelijk op korte termijn een opvolger te vinden en pas in 1899 werd Dr Kramer benoemd tot nieuwe rector.


In de tussenperiode fungeerde Van Lingen de facto als zodanig. Hij gaf 40 uur per week les en deed al het werk dat zich voordeed om school en Internaat draaiende te houden. Hij speelde met de gedachte te school te verlaten en elders rustiger werk te zoeken. Maar het Curatorium-het bestuur- gaf te kennen zijn hulp nog zozeer nodig te hebben dat ze in dat geval de school wilden opheffen. Van Lingen bleef.


In deze jaren was er ook voortdurend geharrewar over schoolexamens, de Staatsexamens en de admissie-examens. Elke instantie had zijn eigen eisen. Het Staatsexamen vroeg stereometrie, de VU eiste goniometrie en de Theologische School in Kampen eiste logica in plaats van wiskunde. Los dat maar op als kleine school.


Toch overheerste in juni 1890 de dankbaarheid bij de viering van het 25jarig bestaan.


107 leerlingen waren gaan studeren aan een Rijksuniversiteit, 30 gingen naar de VU en 4 naar Kampen.


86 van hen waren predikant in de Nederlands Hervormde Kerk, 13 in de Gereformeerde Kerken, 1 in de Lutherse en 3 in de Christelijk Gereformeerde Kerk, 2 werden predikant in Indië, 1 in België en 1 van hen werd zendeling.


5 oud-leerlingen studeerden medicijnen, 8 rechten, 2 letteren, terwijl er 8 waren gestorven.


Hoe kleinschalig was het onderwijs nog in die tijd en hoe ongewis het leven.


Intussen ging bij Van Lingen de evolutie van zijn godsdienstige opvattingen verder. Hij voelde zich niet meer zo thuis bij de Dolerenden en voelde meer sympathie voor de opvattingen van de Christelijk gereformeerden en hij scheidde zich af.


Mede in verband met al deze kerkelijke verhoudingen vroeg Van Lingen ontslag per september 1893.


Veel lof viel hem ten deel bij zijn afscheid, vele grote mannen waren onder zijn leiding in Zetten gevormd. Hij vertrok in goede harmonie. Maar wat te denken van de vermelding in het gedenkboek:” Slechts op uitdrukkelijk verzoek van hemzelf waren de Curatoren bij zijn vertrek niet officieel vertegenwoordigd”. De stille aftocht van de man die het Gymnasium bijna 30 jaar droeg, doet pijnlijk aan.


Na het vertrek van Van Lingen kwam er opnieuw geen Rector maar werd drs W.H. Kramer als “Eerste Leraar” met het onderwijs belast. Hij kreeg de titel van Rector pas na zijn academische promotie in 1899.


Donkere wolken pakten zich samen boven het Zettens gymnasium in het laatste decennium van de 19de eeuw. In 1889 werd te Amsterdam een Gereformeerd Gymnasium opgericht, zeer tot ongenoegen van Van Lingen, die schreef: ”dat jagen naar altijd nieuwe stichtingen, het oprichten van nieuwe scholen in plaats van wat bestaat eerst degelijk te doen zijn, is zeer af te keuren”. In januari 1897 kwam het Christelijk Gymnasium van Kampen tot stand en per september van dat zelfde jaar opende het Christelijk Gymnasium in Utrecht zijn deuren. De financiële toestand werd onhoudbaar en het Curatorium was genoodzaakt het oudste Christelijke Gymnasium van Nederland op te heffen. “Het had gebeden en gearbeid om daaraan te ontsnappen maar het had de Heere niet behaagd een weg van ontkoming te openen”.


Toch kwam er wonder boven wonder een doorstart. Dr Kramer zette de school samen met een aantal docenten voor eigen rekening voort. Hoe dat financieel mogelijk was vermeldt het Gedenkboek niet. Wie dat niet zag zitten verliet de school.


Op wat langere termijn was er evenwel nieuw perspectief, zowel onderwijskundig als wat betreft de exploitatie. In 1900 werd in de Tweede Kamer een wet aangenomen (het amendement De Savornin Lohman) waarbij aan alle “vrije gymnasia” het ius promovendi  werd verleend. Het gymnasium kon nu zelf een rechtsgeldig examen afnemen op voorwaarde dat leraren-examinatoren eenzelfde bevoegdheid hadden als die van de Stedelijke Gymnasia. Bovendien moesten de vrije gymnasia inpectietoezicht dulden. In 1901 werd het eerste ‘eigen’ examen afgenomen. 5 Leerlingen behaalden het diploma A, 1 het B-diploma en 1 leerling het diploma A+B.


Ook in financieel opzicht klaarde de lucht wat op, want per december 1905 kreeg het gymnasium zijn eerste rijksvergoeding voor zijn onderwijs.


Helaas ontstond ruzie over verschillen van inzicht tussen rector Kramer en het Curatorium dat steeds verantwoordelijk was gebleven voor het personeelsbeleid. Kramer werd als gevolg daarvan in 1905 ontslagen, ondanks de grote persoonlijke offers, waarmee hij het gymnasium van de ondergang had gered. Dr Fischer, die al eerder aan de school verbonden was geweest, werd als zijn opvolger benoemd.


Dr Fischer deed tenslotte ‘het licht’ uit. Met name de last van het Internaat was niet langer te dragen en op 24 juli 1907 werd met een kleine meerderheid en zeer tegen de zin van de Zettense bevolking besloten het gymnasium over te brengen naar Arnhem en het Internaat op te heffen. Vanaf september 1908 werden de lessen in een nieuwe omgeving voortgezet en groeide en bloeide het Christelijk Lyceum van Arnhem. Het oude gebouw in Zetten, waarin zo veel was gebeurd werd in de jaren die volgden spoedig afgebroken en wat rest zijn herinneringen op papier.


Intermezzo.


Is er een verband tussen het Gymnasium en het gebouw aan de Veldstraat 14?


Jazeker!


Toen in 1885 duidelijk werd dat het gymnasium niet verplaatst zou worden naar Amsterdam kon een lang gekoesterde wens in vervulling gaan. In het oude gebouw in het dorp werden niet alleen gymnasiasten gehuisvest en onderwezen, maar ook pre-gymnasiasten, jongens die nog niet voldoende kennis hadden om op het gymnasium te kunnen meedraaien. Zij volgden de zogeheten Voorbereidingsschool. Het werden er op den duur te veel. Aan de Veldstraat werd nu een gebouw neergezet uitsluitend voor de voorbereidingsschool en voor gymnasiasten jonger dan 15 jaar. Ook konden er docenten wonen met hun gezinnen. Het werd ingericht voor 40 internen. Spoedig gevolgd door een tweede gebouw.


In september 1887ging het Instituut van start.


Jammer genoeg rustte er weinig zegen op het initiatief.


Het leerlingenaantal ging snel achteruit: 24 in 1888, 18 in 1890, 8 in 1892 en na de zomervakantie van 1895 slechts 2. Het Curatorium besloot het Instituut na slechts acht jaar op te heffen.


Pogingen om tot een herstart te komen en de school om te vormen tot een school voor Middelbaar Onderwijs, een H.B.S., hadden geen succes. Jaren later lukte het wel, velen van ons kunnen daarvan getuigen.


Intermezzo 2


Korte biografie: Een leven in data en een paar hoofdzaken


Frederik Philips Louis Constant van Lingen


Oprichter van het eerste Christelijk Gymnasium te Zetten


Dominante figuur van 1864 tot 1893


April 1832   geboren te Hurwenen, dichtbij Zaltbommel


Volgt het gymnasium te Zaltbommel


1848-1852 studie theologie in Leiden, een bolwerk van ‘moderne theologie’


1854 toegelaten als predikant in de Nederlands Hervormde Kerk


1855- 1859 predikant te Hensbroek. In deze periode keert hij zich af van Leidse opvattingen in de traditie van het Rationalisme en de verlichting en komt onder invloed van het Réveil.


1859-1862 predikant te Broek op Langedijk, een behoudende gemeente in een vrijzinnige omgeving. In 1862 wordt hij voorzitter van de Vereniging tot Verdediging van de leer en de regten der Hervormde kerk en geeft door bijdragen aan het tijdschrift Vrienden der Waarheid uiting aan zijn orthodoxe opvattingen


Oktober 1862  Van Lingen doet zijn intrede bij de Hervormde Gemeenten van Zetten en Andelst, bevestigd door ds O.G. Heldring, een medestrijder uit de kring van het Réveil.


1863 Van Lingen begint met lessen in de klassieke talen aan enkel jonge mannen die predikant willen worden. Dit mondt uit in de oprichting van een Gymnasium, dat in 1867 officieel wordt erkend.


1877  Van Lingen gaat met zijn gezin wonen in het schoolgebouw van het gymnasium en neemt de leiding op zich van het Internaat. Hij doet dit onbezoldigd en schenkt een toegekend honorarium terug aan de school, die voortdurend balanceert op de rand van de financiële afgrond.


1880 Afscheid als predikant van Zetten en Andelst en wijdt zich voortaan uitsluitend aan het gymnasium.


1882 Rector Lamers overlijdt en Van Lingen neemt de in de praktijk het rectoraat over.


Zeer zware tijd.


Jaren ’80 tot ’93 Een turbulente periode in kerkelijk opzicht. Van Lingen wordt zelfs vervallen verklaard van het lidmaatschap van de Hervormde Kerk. Hij richt zich op de Doleantie en de Vrije Universiteit. Met zijn opvattingen schommelt het leerlingenaantal van het/zijn gymnasium.


1892 Vereniging van de “Afgescheidenen” en de “Doleerenden” tot de Gereformeerde kerken in Nederland. Van Lingen voelde zich uiteindelijk hier toch niet thuis, scheidt zich af en treedt toe tot de “Christelijk Gereformeerden”


1893 Van Lingen vraagt en krijgt ontslag van al zijn taken op het Gymnasium en hij neemt na 30 jaar afscheid.


Na 1893 Predikant bij de Christelijk Gereformeerde kerk in Rotterdam gevold door een docentschap aan de Theologische School in Rijswijk tot 1909.


Tenslotte als emeritus te Velp waar hij op 31 augustus 1913, koninginnedag, overleed, 81 jaar oud, na een leven vol strijd.